Schouder

Het schoudergewricht of articulatio humeri - ook wel glenohumerale gewricht of articulatio glenohumeralis genaamd - vormt de verbinding tussen de bovenarm en de romp. Het gewricht bestaat uit de kop van de bovenarm (caput humeri) die in een komvormige uitsparing van het schouderblad (scapula) rust. Deze gewrichtskom wordt cavitas glenoidalis (of fossa glenoidalis) genoemd.

Het valt op dat de kop van de bovenarm veel groter is dan de kleine gewrichtskom. De schouder heeft de vorm en de functie van een kogelgewricht. Er kan daarom om drie verschillende draaiassen worden bewogen. De bewegingsmogelijkheden van de bovenarm worden vergroot dankzij de schoudergordel, die wordt gevormd door het schouderblad en het sleutelbeen (clavicula). De schoudergordel rust via het gewricht tussen het sleutelbeen en het borstbeen (sternum) op de thorax. Deze grote beweeglijkheid in het gewricht gaat echter ten koste van de gewrichtsstabiliteit.

Schouderluxaties (uit de kom) komen dan ook frequent voor. De frequentste luxatie is een luxatie naar voren omdat het gewricht met name aan de voorzijde nauwelijks door gewrichtsbanden wordt ondersteund. De kom wordt daarom enigszins vergroot door de aanwezigheid van een kraakbeenring (labrum glenoidale) om de gewrichtsholte. De pees van de lange kop van de musculus biceps versmelt bovenaan met dit labrum. De belangrijkste factor die ertoe bijdraagt dat kop en kom bij elkaar blijven is in dit gewricht het zogenaamde "spier-peesmanchet" of "rotatorcuffspieren".