Behandeling schouderinstabiliteit

Behandeling schouderinstabiliteit

In eerste instantie wordt na een ontwrichting de arm gedragen in een draagdoek gedurende 3 weken, waarna wordt gestart met kinesitherapie om het schoudergewricht te stabiliseren.

 

Afhankelijk van de leeftijd, de ernst van de letsels en het niveau van sportbeoefening zal bij schouderinstabiliteit beslist worden of er wordt overgegaan tot een ingreep. Er zijn 2 mogelijke ingrepen :

  • via een kijkoperatie herstellen van het kapsel en het labrum :

het labrum wordt via kleine botankers terug vastgemaakt op de voorand van de gewrichtskom (glenoid). Dit is een zogenaamd « Bankart-herstel ». Hierbij wordt de normale anatomie van de schouder hersteld.

  • een open stabilisatie door middel van een botblok :

de gewrichtskom wordt naar voor toe groter gemaakt door middel van een botblok. Meestal wordt hiervoor een uitsteeksel gebruikt van het schouderblad (het coracoid). Dit is een stabilisatie volgens « Latarjet ».

 

Na de ingreep

Na de ingreep dient een draagdoek te worden gedragen gedurende 4 weken, zodat het vastgemaakte labrum of het botblokje kan vastgroeien. Wel mag regelmatig de arm uit het verband worden gehaald om de elleboog te strekken. Pas na 4 weken mag worden gestart met kinesitherapie. Na 3 maanden mag gestart worden met krachtoefeningen. Sporthervatting is meestal mogelijk 4 tot 6 maanden na de ingreep.