Kraakbeenletsel

Kraakbeenletsel

Kraakbeenletsel in de knie zijn zeer frequent. De functionele integriteit van het kraakbeen kan verloren gaan ten gevolge van verschillende oorzaken. Hierbij spelen acuut trauma (val op de knie, sportongeval), chronische overbelasting (zware fysieke arbeid, intensief sporten) en erfelijkheid (ouderdomsslijtage, artrose) een belangrijke rol. Een langdurige immobilisatie kan ook leiden tot kraakbeenletsels.

Kraakbeenletsels in de knie komen vaak voor bij sportongevallen met letsels aan gewrichtsbanden en menisci. Een verdraaiing van de knie of een val op de knie kunnen een beschadiging van het gewrichtskraakbeen tot gevolg hebben. Herhaaldelijke misstappen kunnen hetzelfde effect hebben als een groot letsel doordat de slijtage van het kraakbeen geleidelijk toeneemt. Wie eerder al een operatie aan een meniscus of gewrichtsband onderging, loopt meer kans op kraakbeenletsels door de gewijzigde gewrichtsmechanica. De symptomen kunnen sterk verschillen van persoon tot persoon.

Schade aan het kraakbeen wordt opgemerkt aan de hand van een kijkoperatie of artroscopie van de knie. De postoperatieve prognose na een artroscopie voor een meniscusletslel wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van het kraakbaan. Bij pre-operatief vermoeden van kraakbeenletsels gebeurt er best op voorhand een MRI scan of een artro CT scan om articulaire kraakbeenletsels op te sporen en de postoperatieve prognose te kunnen inschatten.

Er wordt een internationaal gradensysteem gebruikt om artroscopisch vastgestelde kraakbeengebreken te kunnen classificeren:

  • graad 0: (normaal) gezond kraakbeen,
  • graad 1: het kraakbeen vertoont een zwakke plek of blaren,
  • graad 2: kleine scheuren in het kraakbeen,
  • graad 3: laesies met diepe holten (meer dan 50% van de laag kraakbeen),
  • graad 4: door de scheur in het kraakbeen ligt het onderliggende (subchrondrale) bot bloot.

De grootte van het letsel wordt ook steeds gemeten. Defecten kleiner dan 2 vierkante centimeter worden als klein beschouwd. Naast de diepte en de omvang van de kraakbeenletsels zal ook de plaats van het kraakbeendefect een invloed hebben op de pijnsymptomen, op het functioneren van de knie en op beschikbare herstelopties.

In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, is pijn geen goede indicator om de omvang van articulaire kraakbeenletsels te bepalen. Iemand met één enkel klein letsel kan erg veel pijn hebben, terwijl iemand anders met verschillende grote defecten maar weinig pijn heeft.

Gewrichtskraakbeen heeft een beperkt zelfherstellend vermogen. Kleine letsels herstellen niet vanzelf en kunnen vaak erger worden na verloop van tijd. Omdat kraakbeen geen zenuwen en bloedvaten heeft die voor de stofwisseling zorgen, veroorzaken ondiepe letsels meestal geen pijn. Vaak zullen verschillende klachten optreden door irritatie van het synovium of slijmvlies van de knie: zwelling en pijn maar ook mechanische klachten met doorzakken en kraken.

Als het letsel toeneemt en het kraakbeendefect tot in het subchondrale bot reikt, start de bloedtoevoer in het bot het genezingsproces. Dan wordt een littekenweefsel gevormd dat uit een minderwaardig kraakbeen bestaat, fibrokraakbeen genaamd. Hoewel het nieuw gevormde fibrokraakbeen de aanwezige letsels kan opvullen, heeft het een structuur die sterk verschilt van het echte hyalien kraakbeen. Het is heel wat dichter en is niet zo goed bestand tegen belastingen bij dagelijkse activiteiten zodat de kans op nieuwe kraakbeenletsels in de toekomst dan ook groter is. De initiële kleine articulaire kraakbeendefecten kunnen mettertijd tot artrose leiden. Lees meerEen articulair kraakbeenletsel dat aanvankelijk klein is, kan een fysiek en chemisch "domino-effect" hebben op het omliggende normale gewrichtskraakbeen. Vooral bij overgewicht of scheefstand van het been (O- of X-been) is er een groter risico.

Hoewel letsels van het gewrichtskraakbeen niet levensbedreigend zijn, kunnen ze toch grote gevolgen hebben voor iemands levenskwaliteit. Kraakbeenletsels zijn vaak de oorzaak van pijn, zwelling, verminderde mobiliteit en ernstige beperkingen van de activiteiten van het dagelijks leven. De pijn komt niet van het kraakbeen zelf maar van de geïrriteerde weefsels die eromheen liggen of van losgeraakte stukjes kraakbeen die de knie irriteren. De laag kraakbeen kan geleidelijk verder afslijten met artrose en voortschrijdende immobiliteit tot gevolg. De voorbije decennia werd veel onderzoek gedaan naar de regeneratie van beschadigde gewrichten.

Deze regeneratieve ingrepen zouden het ontstaan van artrose kunnen vertragen in geval van kraakbeenletsels in de knie, door de aftakeling van het gewricht te vertragen in vergelijking met onbehandelde letsels. Deze herstelprocedures voor gewrichtskraakbeen bieden de beste resultaten wanneer de ingreep plaatsvindt in de beginfase. Mogelijke behandeling van kraakbeenletsels:

  • Artroscopische reiniging van het kniegewricht (beperkt succes). Lees meer
  • Microfractuur (ice-picking: regeneratie van fibrokraakbeen).
  • Mozaïekplastiek (transplantatie van kraakbeen-bot cilinders).
  • Autologe Chondrocyten Implantatie.
  • Osteotomie (kanteloperatie van het been om de belasting te controleren). Lees meer

Gerelateerde behandelingen