Femoro-acetabulair impingement (FAI)

Femoro-acetabulair impingement (FAI)

Bij femoro-acetabulair impingement of heup impingement is er een inklemming ter hoogte van het heupgewricht tussen de rand van de heupkop en de heupkom. Het is een relatief nieuwe diagnose die optreedt bij meestal jonge mensen. Door de abnormale wrijving op de rand van de heupkom ontstaat er een pijnlijke bewegingsbeperking. Een beperkte afwijking ter hoogte van het heupgewricht in combinatie met activiteiten waarbij veelvuldig een grote bewegingsvrijheid van de heup gevraagd wordt (gevechtsporten, voetballers, ...), kan leiden tot FAI.

 

Er worden drie soorten femoro-acetabulair impingement onderscheiden:

 

  • Cam impingement: Bij dit type zit er een extra kam of botrichel ter hoogte van de rand van de heupkop. Deze kam botst tijdens het plooien van de heup tegen de rand van het heupkom (acetabulum). Op de rand van deze heupkom zit een labrum of lip. Door het bewegen van de heup kan dit labrum scheuren. Als het labrum gescheurd is, komt de kam tegen het kraakbeen aan de binnenzijde van de heupkom en kan er vroegtijdige kraakbeenslijtage (artrose) ontstaan.
  • Pincer impingement: Bij dit type zit de botrichel ter hoogte van de rand van de heupkom. Tijdens het bewegen van de heup gaat de botrichel met de labrumaanhechting tegen de heupkop botsen. Dit kan na verloop van tijd ook een labrumscheur en kraakbeenslijtage geven.
  • Gecombineerde impingement: combinatie van Cam en Pincer impingement. Deze inklemming (FAI) wordt het best vroegtijdig vastgesteld en behandeld nog voor er kraakbeenslijtage is opgetreden. Dit probleem kan zowel conservatief als heelkundig worden behandeld.

 

De conservatieve behandeling bestaat uit het vermijden van bepaalde bewegingen en verder dezelfde behandelingen als er vermeld staan onder het hoofdstuk artrose.

 

De heelkundige behandeling kan bestaan uit een open procedure maar meestal zal er gekozen worden voor een arthroscopie (kijkoperatie) van de heup. Tijdens deze kijkoperatie zal de botrichel worden weggenomen zodat de vorm van de heup hersteld wordt en de labrumscheur zal, indien mogelijk, gehecht worden. Eventuele kraakbeenschade zal ook worden aangepakt. Indien er een losliggende flap kraakbeen aanwezig is zal deze worden weggenomen omdat deze flap niet meer vast zal groeien en kan afbrokkelen. Ter hoogte van het zichtbaar geworden bot zal er een "microfracture procedure" worden uitgevoerd. Hierbij worden er kleine gaatjes gemaakt in het bot zodat er een nieuwe beschermlaag op het bot kan groeien. Het gaat hier om een nieuw soort (fibrocartilagineus) kraakbeen dat iets minder slijtvast is als het oorspronkelijke (hyaline) kraakbeen. Het wegnemen van de botrichel, hechten van het labrum en de behandeling van het kraakbeen heeft als doel om verdere slijtage (artrose) van het heupgewricht te voorkomen.

Gerelateerde behandelingen