De ziekte van Sever
De ziekte van Sever
Wat is de ziekte van Sever?
Bij de ziekte van Sever of apofysitis calcanei is er sprake van pijnklachten ter hoogte van het hielbeen.
Bij kinderen met een onvolgroeid skelet bevindt zich op de plek waar de achillespees vasthecht op het bot nog een groeischijf. Deze groeischijf bestaat voornamelijk uit kraakbeen. Wanneer de kuitspieren aanspannen, trekken de spieren aan het hielbeen via de de achillespees. Als de spanning herhaald en langdurig wordt uitgevoerd, kan de groeischijf geïrriteerd raken. Deze irritatie kan resulteren in pijn ter hoogte van de hiel en noemen we de ziekte van Sever.
De ziekte van Sever komt voornamelijk voor bij kinderen in de leeftijd van zeven tot vijftien jaar oud, iets vaker bij jongens die sprong-sporten doen zoals: voetbal, basketbal en atletiek.
De pijnklachten situeren zich ter hoogte van de achterkant van de hiel of achillespeesregio en treden op tijdens of na het sporten of na overbelasting van de hiel.
Klachten
Patiënten ervaren vaak een langdurige zeurende pijn aan de achterkant van de hiel. Deze pijn is vergelijkbaar met de pijn die volwassenen ervaren bij hielspoor. De plek waar de achillespees verbonden is met het hielbeen is pijnlijk. Naast pijn kunnen er andere klachten en symptomen optreden:
- een kleine zwelling op de plek waar de achillespees verbonden is met het hielbeen.
- op de tenen lopen om de hiel zo veel mogelijk te ontlasten en de pijn te voorkomen.
De ziekte van Sever is een zelflimiterende blessure. Deze blessure lost zich gradueel op, wanneer het skelet volgroeid is. Dit neemt meestal 6-12 maanden in beslag, maar kan ook tot wel 2 jaar duren. Met gepaste behandeling kunnen de klachten opgelost worden in een aantal weken.
Diagnose
Na een vraaggesprek met de patiënt en eventueel ouders over het verloop van de pijn en de medische voorgeschiedenis, zal een lichamelijk onderzoek volgen. Hierbij wordt de voet uitgebreid onderzocht .
Aanvullende onderzoeken
De ziekte van Sever verdwijnt meestal vanzelf, daarom is aanvullend onderzoek meestal niet noodzakelijk. Als de dokter twijfelt over de oorzaak van de pijn of over de aanwezigheid van andere afwijkingen, dan kan er een aanvullend onderzoek uitgevoerd worden in de vorm van röntgenfoto’s en een bloedonderzoek.